Midden in the middle of nowhere, oog in oog met een man die een bivakmuts draagt. Zijn rechter hand zit om een wapen gevouwen. Het is hier pikdonker en ondanks dat ik van te voren wist wat ik kon aantreffen, schrik ik mij het leplazarus.
Een klein halfuurtje hiervoor was ik nog thuis. Veilig voor de televisie, een suffe serie aan het kijken. Weliswaar wat koud omdat ik het nog altijd vertik om de verwarming hoog te zetten, maar ach. Ik lag lekker op de bank en niemand die mij iets kon maken. Mijn telefoon? Die lag ergens in de hoek.
Op vrije avonden -maar goed, wanneer ben je als journalist nou écht vrij?- probeer ik dat apparaat vaker weg te leggen. Probeer, want vaak lukt dit toch nog niet. Zo ook deze druilerige maandagavond, als ik meerdere appjes achter elkaar binnen hoor komen.
‘Enorme politieactie in Nijkerk. Go!’, staat er, met daarachter het adres. De serie op Videoland kan mij gestolen worden en nog voordat ik naar boven schreeuw dat mijn vriendin maar alvast moest slapen en ik later kom, zit ik in de auto. Een klein stukje rijden, denk ik. Niet dus; godallemachtig… wat een pokken eind.
Onderweg vraag ik mij tien keer af waar ik ben. De navigatie zegt dat ik goed ga, maar ik zie alleen maar weilanden met veel te donkere weggetjes. Eigenlijk zijn wij, journalisten, gek ook. We stieren op van alles af. Gevaren? Daar denken we later pas aan. Er is nieuws en nieuws wil je zo snel mogelijk verslaan.
Nou, dat snel kan ik vergeten. Ik ben geloof ik wel tien minuten aan het dwalen. Een telefoontje naar mijn bron brengt uitkomst en via de app krijg ik de exacte locatie. Als ik door een bocht ben gescheurd en Waze (ideale app, tip van Flip; heeft mij een hoop boetes bespaard) zegt dat ik er ben, parkeer ik de auto achter een ander voertuig.
Nog voordat ik uitstap, word ik verblind. Het is die man, met in zijn hand het wapen. ‘Kom je doen’, klinkt er streng. Ja, wat zeg je dan? Ik wist niet meer dan dat er een politieactie gaande was, maar dat klinkt ook zo knullig. Gelukkig word ik gered door het bordje dat tegen mijn autoraam ligt. ‘Oh, pers? Nou, loop maar door. Doe je wel voorzichtig?’
Veel zien lukt niet. Alles is hermetisch afgesloten. Het enige wat zichtbaar is, is dat hier niet zomaar een inval is gedaan. Het erf is bezaaid met agenten en speciale eenheden. Een voorbijganger klaagt; hij kan er niet langs met zijn auto en weer een ander snauwt ‘lekker voor ze, klote volk woont daar.’
Op wie hij doelt, is mij een raadsel. Wel krijg ik te horen dat het arrestatieteam zojuist tien mensen op dit erf zijn gearresteerd. Terwijl de politie het terrein doorzoekt, gaan mijn gedachtes naar de naasten van dit tiental.
Natuurlijk; zij hebben zich schuldig gemaakt aan criminele activiteiten en ik ben de laatste die dit goed praat… maar ook zij hebben mensen die hun lief hebben. Personen die misschien niet eens wisten dat hun geliefden op dit terrein werkzaam waren in een enorm drugslab.
Personen die straks niet tegen hun naasten aankruipen na een enerverende werkdag. Dat ga ik wel doen; ik heb genoeg gezien en wil mijn nest in. Het is inmiddels midden in de nacht als ik terugrijd naar Amersfoort. Natuurlijk eerst tien keer verdwaald, maar na ruim een half uur ben ik thuis.
Ik rammel snel een stukje voor de site en loop naar boven. Naar mijn vriendin, die nietsvermoedend in bed ligt en pas de volgende ochtend hoort wat ik heb uitgespookt. Zij wel…